hand - het
- hand
- hand in hand gaan met
- hand over hand toenemen
- hand- en spandiensten
- hand- en spandiensten verrichten
- handappel
- handarbeid
- handarbeider
- handbagage
- handbal
- handballen
- handbediening
- handbereik
- handbeweging
- handbijl
- handboei
- handboek
- handboek voor de letterkunde
- handboog
- handboogschutter
- handboogschutteres
- handboor
- handbreed
- handcrème
- handdoek
- handdoekenrekje
- handdoekrekje
- handdruk
- handel
- handel drijven (met/op)
- handel drijven met een land
- handel en nijverheid
- handel en verkeer
- handel in blanke slavinnen
- handel in drugs
- handel in gedistilleerd en wijnen
- handel in verdovende middelen
- handelaar
- handelbaar
- handelbaarheid